We worden de gestroomlijnde laan in
gezogen, in rechte lijn naar het paleis. Er is geen ontkomen aan de grandeur,
aan het geld dat één gelukkige enkeling kon uitgeven. Ik vraag me af of ze ook
werkelijk gelukkig was, de koningin. Ze liet het Palais de Luxembourg bouwen na
de dood van haar man, dus misschien diende het eerder als een vlucht uit haar
donkere gedachten.
Vandaag baadt het paleis in het
winterse zonlicht. Tot mijn verbazing wordt het gazon bezet door een kleine
menigte die zich in de metalen stoeltjes heeft gewurmd. De Parijzenaren zitten
zowaar te lezen, alsof de kou helemaal niet in hun vingers bijt en zich in hun
jassen nestelt. In stilte sta ik paf van hun vastberadenheid. Jaloezie kruipt
een achterhoekje van mijn gedachten binnen. Woonde ik hier ook maar, denk ik.
Ik zou me ostentatief in het laatste vrije zitje installeren met het dikste
boek dat ik maar kon vinden. Het paleis is niet langer van één gelukkige enkeling. De senaat heeft het gebouw opgeëist, en het volk heeft dat op zijn eigen kleine manier nog eens overgedaan met de tuin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten