dinsdag 2 augustus 2016

Geurig verleden


Vochtig en muf, maar toch aangenaam. De geur overviel hem toen hij de deur opentrok. Hij was hier al lang niet meer geweest, niet meer sinds zijn moeder naar het rusthuis was verhuisd en hij haastig een paar meubels en oude foto’s had mee gegrabbeld. Nu, staand in het stof van de vergeten herinneringen van zijn ouderlijk huis, overviel het schuldgevoel hem. Zijn moeder was alleen gestorven, en bijna onbemind eraan toe. Het was moeilijk geweest, zo niet onmogelijk, om haar onvoorwaardelijke moederliefde met een schijn van oprechtheid terug te betalen.
Het einde was niet makkelijk geweest, ook al had het begin er nog zo veelbelovend uitgezien. Als enig kind had hij zijn moeder aanbeden; zijn steun en toeverlaat wanneer de rest van de wereld hem niet scheen te begrijpen. Maar al snel hadden de onvermijdelijke tienerjaren ingezet en was hij zijn moeder duidelijker gaan zien, alsof hij de damp op een spiegel stilletjes aan had weggevaagd: eenzaam en angstig was ze geweest, krampachtig vasthoudend aan de droom van het kind dat hij misschien wel nooit was geweest. De weerzin was toen in zijn lijf genesteld en had het nooit meer verlaten.
En nu stond hij hier, moederziel alleen.
Stil deed hij zijn beklag. Ze was zijn moeder geweest, uiteraard had hij van haar gehouden, verdorie. Maar de weerzin, die alleen maar vergroot was toen haar zijn verkleinde, drukte op hem. Tegen het einde wist hij niet zeker of ze hem nog wel herkende, en hij wist niet of hij dat frĂȘle, onwereldse wezentje nog wel herkende.
Zo oud worden, dat weiger ik, dacht hij en zette abrupt een stap vooruit, en nog een, tot hij de keuken binnen stommelde. Op de een of andere manier leek deze nog steeds doordrongen van de kruidige geur en gezelligheid van vroeger, ook al hing de flagrante bron van miserie nog steeds boven het aanrecht. Zwart-wit staren zijn moeder en zijn kleine zelf naar hem terug vanuit de fotokader. Zonder man, zonder vader. Zijn moeder is er vijftig stille jaren langzaam aan onderdoor gegaan.