donderdag 13 april 2017

Palais de Luxembourg



We worden de gestroomlijnde laan in gezogen, in rechte lijn naar het paleis. Er is geen ontkomen aan de grandeur, aan het geld dat één gelukkige enkeling kon uitgeven. Ik vraag me af of ze ook werkelijk gelukkig was, de koningin. Ze liet het Palais de Luxembourg bouwen na de dood van haar man, dus misschien diende het eerder als een vlucht uit haar donkere gedachten.
Vandaag baadt het paleis in het winterse zonlicht. Tot mijn verbazing wordt het gazon bezet door een kleine menigte die zich in de metalen stoeltjes heeft gewurmd. De Parijzenaren zitten zowaar te lezen, alsof de kou helemaal niet in hun vingers bijt en zich in hun jassen nestelt. In stilte sta ik paf van hun vastberadenheid. Jaloezie kruipt een achterhoekje van mijn gedachten binnen. Woonde ik hier ook maar, denk ik. Ik zou me ostentatief in het laatste vrije zitje installeren met het dikste boek dat ik maar kon vinden. 
Het paleis is niet langer van één gelukkige enkeling. De senaat heeft het gebouw opgeëist, en het volk heeft dat op zijn eigen kleine manier nog eens overgedaan met de tuin.