dinsdag 26 mei 2015

Vagevuur



Wie goed oplet herkent vast een van mijn oudere 'doodles'. Deze kwam me plots na vijf jaar opnieuw achtervolgen tijdens een stream of consciousness-schrijfsessie. Wat denken jullie, is het een kortverhaal of het begin van een boek?


 
Het begrip “huis” heeft voor iedereen een andere invulling. Voor sommigen is die letterlijk, voor anderen zijn het de mensen die het huis maken. We volgen onze mensen in plaats van onze bakstenen. Voor nog anderen is het een kat spinnend voor de haard. “De ene leidt vanzelf tot de volgende”, verklaarde Hemingway het feit dat hij 57 katten had. In het leven leidt het ene ook tot het andere. Met korte of met lange ei.
Mijn huis is er niet meer. Feitelijk gezien is dat een leugen, want het staat er nog. Maar mijn mensen wonen er niet meer. Ik woon er niet meer.
Mijn twee vierkante meter ruikt naar actieve vergrijzing, naar soep en incontinentie. Mijn leven ziet eruit zoals het ruikt. Ik heb geen doel meer, kan enkel zijn. Zijn en naar de winterbeelden uit Zwitserland staren. Of waar het ook mag zijn dat mensen nog plezier aan hun leven beleven.
Af en toe lees ik nog. Boeken zijn de enige reden voor mijn volgehouden bestaan. Mijn dochter gaf me onlangs ‘De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween’. Ik weet niet of dat een hint was. Ik zal haar hoe dan ook moeten teleurstellen, want mijn kamer bevindt zich op de vijfde verdieping. De man in dat verhaal had mazzel.
Ik heb haar altijd teleurgesteld. Net zoals het leven met mij heeft gedaan.
Toen mijn vrouw stierf, hebben mijn kinderen me weggestopt bij de andere ‘bejaarden’. Ik kon niet meer voor mezelf zorgen, zeiden ze. Misschien hadden ze op dat moment gelijk. Ik was ontredderd, wist geen blijf meer met mezelf. De pot van mijn verdriet stond open en ik had de kracht niet het deksel er weer op te schroeven. Plotsklaps was ik een oude, alleenstaande man geworden. Ik had nooit zo over mezelf gedacht. Ik had onbewust mijn volle vertrouwen gesteld in de statistieken die beweerden dat mannen vroeger sterven dan vrouwen.
Hier ben ik ook een statistiek. De bezetting van een bejaardentehuis vervangt zichzelf volledig op drie jaar tijd. Over twee jaar ligt iedereen die hier woonde toen ik binnenkwam onder de zoden. Mezelf incluis. Ik weet niet of ik dat zelfs zo’n erg vooruitzicht vind. Nog twee jaar te gaan in deze hel. En wat is twee jaar als je je zelfs de dag van de week niet kan herinneren?
Nee, dit is niet de hel. Het is het vagevuur. Ik hoop dat ze daarboven toch zo eerlijk zullen zijn om me dat te laten overslaan. Misschien kennen ze daar de statistieken ook. Misschien geeft drie jaar in een bejaardentehuis je automatisch recht op een rechtstreeks ticketje richting hemel of hel. Dan heb ik nu al een korting opgebouwd. Een jaartje bejaardenthuis, twee jaartjes vagevuur, meneer. Ik stel me de duivel voor met de stem van die Nederlandse cabaretier van vroeger, Wim Sonneveld. Echt een koopje, meneeeeer. U treft het maar.
Ik vraag me af of ze hem ook hebben weggestopt. Misschien waren ze in zijn tijd daar nog net te net voor. Zou hij de verpleegsters geëntertaind hebben? Gevatte commentaren gegeven hebben wanneer ze hem aanspraken als een kind? Want daar weet ik uit ervaring alles over. Ik ben ervaringsexpert in het behandeld worden als kind. ‘Frankietje, hoe gaat het vandaag? Een leuk boekje aan het lezen? Ik zie dat je je boterhammetjes hebt laten liggen! Foei, Frankie!’ Ik vraag me af hoe dat zit met het Verdrag van de Rechten van de Mens. Staat daar niet ergens in dat je het recht hebt om als volwassene behandeld te worden?
Ervaringsexpert. Daar kwam mijn zoon vorige keer mee aanzetten. Een hele week gaat voorbij in een waas van verveling en slaperigheid, maar je weet het meteen als het Zondag is. Op Zondag wordt het kwijl afgeveegd, worden de pampers netjes ingestopt, en gaan de tv’s uit. Er verschijnen auto’s op de anders zo verlaten parking die niet van de verpleegsters zijn – of van de begrafenisondernemer. En dan begint het Gesprek.
Ja, het G-E-S-P-R-E-K. Een familielid stommelt binnen met een ongemakkelijk lachje op zijn of haar gezicht en vraagt of alles goed gaat. Of alles goed gaat! Nee, wil ik dan zeggen, alles gaat niet goed. Je hebt me achtergelaten bij een bende dementerende zakken botten die op geen enkele manier nog voor zichzelf kunnen zorgen. Je hebt me achtergelaten in handen van sadistische verpleegsters die zo diep gezonken zijn dat ze er plezier in scheppen om je buurvrouw te vertellen dat je net in je bed hebt geplast. Je hebt me achtergelaten in een hok van twee op twee waarvan ik de deur niet eens op slot kan doen. Nee, het gaat niet goed!
Maar dat zeg je natuurlijk niet. Het Gesprek is je enige degelijke kans op normaal menselijk contact, en die grijp je. Je weet maar al te goed dat Jeanine van blok 2 haar dochter verweten had dat ze niet meer om haar gaf, en dat die dochter nooit is teruggekeerd. Jeanine lag drie weken later al onder de zoden. Dus je zet door met het Gesprek. Maar wat moet je zeggen? Niemand weet ooit wat zeggen. Het Gesprek bestaat meer uit ongemakkelijke stiltes dan uit echte, betekenisvolle klanken. En wat zou je ook moeten zeggen, als je als vader je zoon voor je ziet zitten, nietig op het ene vrije stoeltje in de kamer, gescheiden, met een job die hij niet wil en een dochter die niet meer met hem wil praten? En wat zou je moeten zeggen als zoon, als je je vader op zijn eenpersoonsbed ziet zitten dat hij de nacht ervoor nog maar heeft beplast (per ongeluk!), omgeven door mensen die al met één been in het graf zitten, en door verpleegsters die hopen dat hij er al met één en een half in zit?
Niets.
Dus vullen we onze stiltes met schuchtere blikken, de ander uitnodigend om de eerste stap te zetten.
Herinner je je nog je eerste fiets?
Verwarring. Ik zie hem denken, “Waarom begin je nu over zoiets onbelangrijks?”
Nee, vader, dat herinner ik me niet.
Je was zo’n guitig kind. Altijd vrolijk. Je zus was veel serieuzer. Is ze nog steeds, eigenlijk. Maar toen je leerde fietsen – heerlijk was dat! Je kraaide van plezier. En toen je je eerste fiets kreeg was je niet meer te houden. Je zou ‘m meteen uitproberen! Nou, dat heb je – je reed ‘m meteen in de haag van de buur. En maar wenen, schrik dat je had dat je je fiets bezeerd had…
Zijn gezichtsuitdrukking wordt uitdrukkingloos.
Ik zou zo vaak willen wenen, vader.
En daar zit ik, met mijn mond vol kunstgebit.
Ik weet niet waaraan of waaraf. Ik wend mijn blik af en kijk uit het raam, naar de overvolle parking, de auto’s glanzend in de zon, alsof ze me willen tergen met hun onbesuisde vrijheid.
Ik weet dat ik hem teleurstel. Ik heb hem altijd al teleurgesteld.
Net zoals het leven.

Back!



Het is lang geleden. Erg lang.
Maar nu ben ik er weer, met een hoop verhalen om te delen!
Laat je feedback maar horen en vergeet je niet te abonneren.

It’s been a long time. Too long.
But now I’m back, ready to start sharing more stories!
Feel free to comment and don’t forget to subscribe.

Leni