zondag 4 oktober 2020

Uitzichtloos

 

De dagen rijgen zich aaneen als een ketting zonder glans, de parels dof en stoffig. Sinds ik hier ben aangekomen, lijk ik in één lange dag te leven waarin nooit iets verandert. Ik heb ondertussen geen idee meer hoe lang ik hier al ben.

Zelfs het raam van mijn steriel kamertje kijkt slechts uit op een egale betonnen muur. Anders kan ik nog de meeuwen observeren die hier krijsend rondzweven, maar vandaag vervaagt de regen hen tot witte schaduwen.

Ik hoor het geluid van de sas naar mijn deur die sissend opengaat. Ik draai me niet om, want ik weet toch al wie eraan komt.

Mijn deur opent. ‘Tijd voor je oefeningen,’ kondigt Maggie veel te vrolijk aan. Ik weet niet waar ze het – hoogstwaarschijnlijk valse – enthousiasme vandaan haalt terwijl ze volledig ingepakt zit als een marsmannetje. Geen stukje huid is onbedekt en ze ademt zelfs haar eigen lucht in, uit een tank op haar rug. Zo gevaarlijk ben ik dus.

‘Twee minuten te laat,’ zeg ik met een blik op de klok.

‘M’n outfit doet zichzelf niet aan, hoor,’ antwoordt ze.

Zelfs onze conversatie is routine geworden. Ik heb geen idee hoe lang we deze zinnetjes al iedere dag tegen elkaar herhalen.

‘Vandaag beginnen we met de ster. Doe maar.’

Ik zucht en begin mijn armen en benen uit elkaar te gooien. Maggie staat tegenover me en doet mee, daar stond ik op. Het valt tegen om fysieke inspanningen te doen in dat ruimtepak van haar, ik wed dat zij er een zwaardere work-out aan heeft dan ik. Maar ik vond dat als ze mij dwongen om aan zinloze sport te doen, ten minste één van hen wel kon meedoen. Om heel eerlijk te zijn, weigerde ik ronduit om mezelf af te peigeren als er niemand meedeed.

Ik weet maar al te goed waarom ze willen dat ik in goede conditie blijf. Volgens hen zou het me zelfs gelukkiger maken. Na jarenlang mezelf door vreugdeloze sportlessen op school gesleept te hebben, durf ik dat te betwijfelen. Maar goed, ze hebben me nodig. De toekomst hangt af van de testen die ze op me uitvoeren. Daarom moeten ze me in zo goed mogelijke conditie houden.

Dus sinds mijn kleine staking is er Maggie. De enige persoon die ik op een hele dag te zien krijg.

Maggie vuurt de ene oefening na de andere op me af. Ondertussen ken ik ze allemaal, maar op zijn minst is de volgorde iedere keer verschillend.

‘En stretchen!’ roept Maggie. Ze gooit haar arm over haar hoofd en buigt haar bovenlichaam mee. Ik doe haar zonder nadenken na. Maar terwijl ik mijn arm strek, grijpt Maggie geschrokken naar haar vizier. Haar ogen staan groot, de paniek is op haar gezicht af te lezen. Haar handen grijpen wanhopig naar de zuurstofbuis in haar nek. Vanuit mijn scheve positie kan ik de buis nutteloos aan de zuurstoftank zien bungelen.

Maggie is aan het stikken, dringt het tot me door. Ze hebben zoveel schrik van mijn ziekte dat ze haar pak zo hermetisch hebben afgesloten dat ze mijn lucht niet eens kán inademen.

In een paar passen staat Maggie aan de deur en ramt ze haar pasje tegen de terminal. Mijn kamerdeur zucht open en onthult de ruimte tussen mijn kamer en de kleedkamer. Maggie lapt het protocol aan haar laars en maakt de volgende deur al open nog voordat de mijne dicht is.

Ik denk dat mijn hart heel even blijft stilstaan. Hier is de kans op ontsnapping waar ik zo lang op heb gewacht. Hier is het dilemma waar ik al zo lang lig over te piekeren in mijn kaal ziekenhuisbed.

Blijf ik netjes achter slot en grendel of grijp ik mijn vrijheid, wetende dat mijn ziekte de andere helft van de mensheid kan uitroeien?