woensdag 10 januari 2018

De wereld






Wat ziet de wereld er fragiel uit in haar kleine handen.
‘En daar wonen overal mensen, papa?’ vraagt ze me terwijl ze naar de continenten tuurt.
‘Bijna overal,’ antwoord ik. ‘In Amerika bijvoorbeeld wonen er in verhouding minder mensen dan hier.’ Het is een van de vele feitjes die ik af en toe uit mijn mouw schud. Ik weet wel wat over de wereld, terwijl de wereld niet eens van mijn bestaan afweet. Is dat niet een soort van droeve ironie?
Eefje kijkt op met bewondering in haar ogen. Voor mij of voor de wereld, vraag ik me af. Ik heb het knagende vermoeden dat we het geen van beiden echt verdienen.
Wat is een kind toch een wonder ding, denk ik. Altijd goedgeluimd, een duidelijk beeld van wat goed en slecht is, ongecompliceerd.
‘Ben jij daar al geweest, in Amerika?’ vraagt Eefje voor ik me echt oud kan beginnen voelen.
‘Nee schat, daar niet.’ Want papa heeft zijn dromen niet nagejaagd, voeg ik er in stilte aan toe. Je moeder kwam langs en toen was het gedaan met mijn plannen.
‘Ik ben wel hier en hier geweest,’ wijs ik aan.
‘Portugal?’ Eefje strekt vragend haar nek uit om het woordje naast mijn vingernagel te kunnen lezen. ‘En Engeland!’ voegt ze er triomfantelijk aan toe, trots op zichzelf dat ze dat zo goed gezien heeft.
‘En Engeland,’ herhaal ik. ‘De fijnste van de twee, vond ik.’ Als je het racisme en de schrijnende armoede weet te vergeten. De grote zwarte man die een veel te oud tijdschrift probeerde te verkopen aan de uitgang van de supermarkt zal ik nooit vergeten. Ik had schrik dat hij me een opdoffer zou verkopen als ik niks kocht, maar tot mijn verbazing was hij zo mak als een lammetje. Vast verdoofd door de drugs.
‘Gaan we daar ook eens samen naartoe?’ Ik hoor haar enthousiasme groeien met die ene zin en instinctief blok ik het meteen af.
‘Dat denk ik niet, hoor, schat. Engeland is erg duur,’ is de smoes waar ik me achter verschuil. ‘Met z’n vieren is dat niet doenbaar.’
Nog even wil ik mijn dochter in haar cocon wikkelen. Nu ze nog mijn schat is en wil zijn. Nog even kan ik haar beschermen tegen de boze buitenwereld. Voordat ze een volwassene wordt zoals ik.
Haar gezicht betrekt, maar klaart meteen weer op.
‘Portugal, dan, papa?’