Zodra papa het
licht uitdeed en de deur achter zich toe trok gebeurde het. Matthias hoorde
gesnuif onder zijn bed, als van een wild beest. Matthias bevroor.
Het snuiven ging
door, met zo nu en dan een grom erdoorheen, laag in de keel van het… Matthias
durfde het nauwelijks te denken. Het monster. Er zat een monster onder zijn
bed!
Doodsbang bleef
hij roerloos liggen. Hij durfde nog geen vinger te verleggen, uit schrik dat
het monster hem zou horen. Als het hem hoorde, at het monster hem misschien wel
op!
Het snuiven en
grommen werd steeds luider. Matthias was zo bang dat hij het uitgilde: ‘Mama!
Papa!’ riep hij.
Voetstappen op
de trap, de deur vloog open en het licht sprong aan. Mama stond met een bezorgd
gezicht in de deuropening.
‘Wat is er
schat? Ben je ziek?’
‘Nee, er zit een
monster onder mijn bed!’ riep Matthias uit. ‘Het is aan het grommen!’
Mama zuchtte met
een glimlach en kwam naast hem op bed zitten. ‘Schatje toch, monsters bestaan
helemaal niet!’ Ze aaide hem door het haar. ‘En ik hoor helemaal niets.’
Ze legde haar
vinger op Matthias’ lippen om zijn protest te smoren. Stilte viel over de kamer
en mama luisterde aandachtig. Het was muisstil.
‘Zie je wel, er
zit hier helemaal geen monster te grommen,’ glimlachte mama.
‘Niet meer nu
jij er bent!’ riep Matthias. ‘Hij is vast bang van jou!’
‘Er is geen
monster, knul,’ herhaalde mama. ‘Dus kan het ook niet bang van me zijn. Ga nu
maar slapen. Welterusten.’ En ze gaf hem een dikke natte mamazoen op zijn
voorhoofd.
‘Maar-‘
‘Slaapwel,
Matthias,’ zei mama vastberaden. Ze knipte het licht uit en trok de deur achter
zich dicht.
Matthias lag in
het donker te luisteren. Na enkele ogenblikken klonk er opnieuw gesnuif onder
het bed!
Doodsbenauwd lag
Matthias te luisteren. Mama zou vast kwaad worden als hij haar opnieuw riep.
Wat voelde hij zich alleen en verraden! Er was wel degelijk een monster, maar
mama wou hem niet helpen.
Het gegrom werd
luider en Matthias wist dat maar één iemand het monster kon verjagen: hijzelf.
Koortsachtig
ging hij in gedachten de kamer af. Lagen er spullen binnen handbereik die hij
als wapen kon gebruiken? Zijn spookwekker was best zwaar, maar lastig om vast
te houden. Eén mep en hij zou vast uit zijn handen stuiteren. Aan Beer naast
hem in bed had hij ook niets. Nee, hij had zijn houten zwaard nodig. Maar dat
lag onder het raam.
Matthias haalde
diep adem en schraapte al zijn moed bijeen. En toen dook hij het bed uit. In
één grote sprong stond hij bij het raam. Zijn hand krabbelde rond op de grond,
wanhopig op zoek naar het zwaard. Achter hem werd het gegrom en gesnuif steeds
luider! In paniek tastte Matthias rond tot zijn vingers tegen het zwaard
stootten. Hij greep het vast en draaide zich met een ruk om naar het bed.
‘Ik ben
gewapend!’ riep hij naar het monster. ‘Blijf waar je bent!’
Het gesnuif ging
over in hoog, snel gepiep.
Matthias mepte
op zijn wekker, die aansprong. Het spookje gaf dof licht.
Onder het bed
bewoog iets.
Matthias liet
zich op zijn knieën zakken, met het zwaard voor zich uit.
Zijn moed
verliet hem bijna toen hij het monster onder het bed zag zitten. Wat was het
lelijk! Het was groen, met een korstige huid waar hier en daar toefjes haar op
stonden. Het had een hele brede mond, waar scherpe tanden uit staken. Het zat
te schudden. Met piepkleine zwarte oogjes staarde het Matthias aan.
Het zwaard
trilde toen Matthias het naar het monster uitstak.
‘Verdwijn!’
bracht Matthias uit. Hij hoopte maar dat hij stoer klonk. In werkelijk piepte
zijn stem nogal.
‘Genade!’ riep
het monster plots uit, en stak zijn dunne armpjes in de lucht. Matthias voelde
zijn mond openvallen van verbazing. Het monster kon praten! En het leek nog
bang van hem ook!
‘Doe me geen
pijn!’ smeekte het monster, met zijn blik op Matthias’ zwaard gericht.
‘Alsjeblieft, genade!’ Het monster trilde van de schrik.
‘Wat doe jij
onder mijn bed?’ vroeg Matthias, half boos en half nieuwsgierig.
‘Ik ben maar een
arm monster zonder een bed om onder te slapen!’ jammerde het monster. ‘Jaag me
alsjeblieft niet weg, want dan wordt ik weer bedloos!’
‘Heb je nergens
anders om naartoe te gaan?’ vroeg Matthias. Hij was niet erg blij met het idee
om altijd een monster onder zijn bed te hebben wonen.
‘Nee,’ schudde
het monster zijn kop. ‘De mama’s en papa’s jagen me altijd weer weg. De mama’s
zijn het ergst,’ voegde het er met een huivering aan toe.
‘Wat doen die
dan?’ vroeg Matthias nieuwsgierig.
‘Oh, de horror,’
trilde het monster van angst. ‘Nee, daar wil ik het niet over hebben. Haal
alsjeblieft die van jou niet terug! Dan kijkt ze meteen onder het bed!
Alsjeblieft!’ smeekte het monster, bijna in tranen.
‘Oké, het is al
goed,’ zei Matthias, die toch wel medelijden kreeg met het monster. ‘Je mag
onder mijn bed blijven wonen als je belooft dat je je gedraagt. Geen gegrom of
gesnuif,’ zei hij streng. ‘Anders houd je me wakker.’
‘Oh, dank je,
dank je!’ riep het monster uit. Met zijn dunne handjes pakte het Matthias’
vrije hand vast en schudde die wild op en neer. ‘Ik zal stil zijn, ik zweer
het! Ik zal het beste monster zijn dat ooit onder jouw bed heeft gewoond! Ik –
ik zal nog beter doen!’ riep het monster uit, dat duidelijk een idee had
gekregen. Het stak stoer zijn borst vooruit. ‘Ik zal alle andere monsters
wegjagen! Geen enkele zal in de buurt van jouw bed durven komen!’
‘Dat is goed,’
glimlachte Matthias.
‘Wees maar niet
bang!’ zei het monster. ‘Ik waak over jou!’
‘Oké, prima. Dan
ga ik nu slapen.’ Matthias stond op en legde het zwaard aan de kant. Hij kroop
terug in bed en deed het spookjeslicht uit.
Matthias lag in
het donker te luisteren. Onder zijn bed lag het monster tevreden te spinnen.
Misschien waren zijn gegrom en gesnuif van daarnet wel bange geluidjes geweest?
Was het monster even bang geweest van Matthias als Matthias van hem? Met die
geruststellende gedachte viel Matthias in een diepe
slaap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten