Vochtig
en muf, maar toch aangenaam. De geur overviel hem toen hij de deur
opentrok. Hij was hier al lang niet meer geweest, niet meer sinds
zijn moeder naar het rusthuis was verhuisd en hij haastig een paar
meubels en oude foto’s had mee gegrabbeld. Nu, staand in het stof
van de vergeten herinneringen van zijn ouderlijk huis, overviel het
schuldgevoel hem. Zijn moeder was alleen gestorven, en bijna onbemind
eraan toe. Het was moeilijk geweest, zo niet onmogelijk, om haar
onvoorwaardelijke moederliefde met een schijn van oprechtheid terug
te betalen.
Het
einde was niet makkelijk geweest, ook al had het begin er nog zo
veelbelovend uitgezien. Als enig kind had hij zijn moeder aanbeden;
zijn steun en toeverlaat wanneer de rest van de wereld hem niet
scheen te begrijpen. Maar al snel hadden de onvermijdelijke
tienerjaren ingezet en was hij zijn moeder duidelijker gaan zien,
alsof hij de damp op een spiegel stilletjes aan had weggevaagd:
eenzaam en angstig was ze geweest, krampachtig vasthoudend aan de
droom van het kind dat hij misschien wel nooit was geweest. De
weerzin was toen in zijn lijf genesteld en had het nooit meer
verlaten.
En
nu stond hij hier, moederziel alleen.
Stil
deed hij zijn beklag. Ze was zijn moeder geweest, uiteraard had hij
van haar gehouden, verdorie. Maar de weerzin, die alleen maar
vergroot was toen haar zijn verkleinde, drukte op hem. Tegen het
einde wist hij niet zeker of ze hem nog wel herkende, en hij wist
niet of hij dat frĂȘle, onwereldse wezentje nog wel herkende.
Zo oud worden, dat weiger ik, dacht hij en zette
abrupt een stap vooruit, en nog een, tot hij de keuken binnen
stommelde. Op de een of andere manier leek deze nog steeds
doordrongen van de kruidige geur en gezelligheid van vroeger, ook al
hing de flagrante bron van miserie nog steeds boven het aanrecht.
Zwart-wit staren zijn moeder en zijn kleine zelf naar hem terug
vanuit de fotokader. Zonder man, zonder vader. Zijn moeder is er
vijftig stille jaren langzaam aan onderdoor gegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten