‘Wat
zei je?’ Tom wierp een snelle blik op zijn smartphone in de houder
naast hem. Zijn handen omklemden het stuur in krampachtig ongeloof.
‘Ik
zei-’
Maar
Maya’s stem werd abrupt afgekapt toen de auto met een helse schok
naar links slingerde. De airbag knalde recht in Toms gezicht open en
in paniek ging hij op de rem staan. Hij had echter helemaal geen
controle meer over de auto. Met een misselijkmakend gekraak ging zijn
BMW overkop, waarbij het dak omlaag kwam.
Toen Tom bijkwam, keek iemand – een
brandweerman?, dacht hij versuft – door het verbrijzelde raampje
naar binnen.
‘Wat
ik dus zei,’ zei de man luchtig, alsof hij dagelijks een praatje
sloeg met verkeersslachtoffers, ‘is dat ik een hulpje nodig heb.’
‘Mwat?’
zei Tom. Vreemd genoeg had hij het gevoel dat zijn lippen helemaal
niet meebewogen. Angst bekroop hem – hij was toch wel niet verlamd
geraakt?
‘Een
hulpje,’ ging de man onverstoorbaar verder. ‘De werkdruk is sinds
de IndustriĆ«le Revolutie ongelofelijk toegenomen –
vertienduizendvoudigd, zeg maar – maar krijg ik extra personeel
toegewezen? Nee.’
Tom
probeerde op de man te focussen, maar zijn ogen werkten niet mee.
Waar was de brandweer? Waarom had niemand deze rare snuiter
weggeleid? En, nog veel belangrijker, waarom bevrijdde niemand hem?
‘Daarom
dacht ik bij mezelf: Piet, je gaat gewoon zelf rekruteren. De
volgende dooie vraag je het gewoon op de man af. Dus, hierbij: wil
jij mijn hulpje worden?’ De man leunde verwachtingsvol naar binnen.
Tom
kreeg hem eindelijk duidelijk in beeld. En gilde. Hij gilde de longen
uit zijn lijf bij het zien van de grijnzende schedel, omfloerst door
een zwarte kap.
‘Ach,
schei uit, jongen. Dat doen ze nou iedere keer, maar ik moet zeggen:
in verhouding met jou zie ik eruit als een fotomodel.’ De schedel
grijnsde zo mogelijk nog breder. ‘Pietje de Dood, aangenaam.’
Tom
bleef schreeuwen, maar werd er zich van bewust dat hij helemaal geen
adem haalde, en ook niet de andere kant kon op kijken, hoezeer hij
dat ook wou.
‘Tijd
van overlijden -’ de Dood keek op het horloge om zijn benige pols –
‘16.58 uur op maandag 10 oktober 2016. Doodsoorzaak: onachtzaamheid
in het verkeer.’
Tom
hield op met schreeuwen toen de motor ontplofte. Hij zag de vlammen
aan zijn lichaam likken, maar voelde niets.
‘Onachtzaamheid,’
ging de Dood verder, ‘omdat je niet kon geloven dat dat
vriendinnetje van je het zou uitmaken.’
Tom
staarde hem aan. ‘Hoe weet je dat?’
‘Ach,
iedereen heeft een doodsoorzaak nodig,’ schokschouderde de Dood.
‘Wat zeg je, wordt je mijn assistent?’
‘Ik
moet met haar praten. Met Maya!’
‘Goed,
dan schrikt die zich meteen dood. Wraak is zoet, niet?’ grapte de
Dood. ‘Zal ik haar dan maar meteen op de planning zetten?’