Ze lacht me iedere keer flirterig toe als ik passeer.
Ik begin er spontaan van te glimlachen. Ik ga nu niet speciaal voor haar omfietsen, maar als ik passeer geef ik mijn ogen de kost.
Ze staat parmantig een beetje schuin maar kijkt me vol aan. En – wat het hem doet, de je ne sais quoi, de clincher – het bandje van haar bh piept onder haar blouse vandaan. Goedgemutst dat een mens daarvan wordt!
Daar staat ze dan, zomaar in de wei, uitdagend om stemmen lonkend. Háár bolletje ga ik kleuren, denk ik dan iedere keer als ik voorbijfiets.
Al moet ik er dan wel aan denken om tegen het moment suprême ook eens naar haar naam te kijken.